Bouwstenen

 

 

 

 

Download hier de inhoud van de zeven bouwstenen van les 4.

 

 


Toon op digibord

1. Verhaal

 

 

 

 

 

Lees het verhaal 'Een klein groot cadeau' voor. Dat gaat over Nelson Mandela die op Robbeneiland hard moest werken. Heel soms kreeg hij van familie of vrienden een brief: voor hem was dat een klein groot cadeau.

 

 

 

 

1. Verhaal

 

 

 

 

 

Lees het verhaal 'Een klein groot cadeau' voor. Dat gaat over Nelson Mandela die op Robbeneiland hard moest werken. Heel soms kreeg hij van familie of vrienden een brief: voor hem was dat een klein groot cadeau.

 

 

 

 

2. Gesprek

Houd een gesorek over hoe je met iets kleins een ander blij kunt maken. Maak gebruik van het volgende versje:

 

Iets kleins van mij 

1 Mijn oma is ziek.

Haar hoofd doet zeer. 

Ik geef haar een kaart 

en nu lacht ze weer. 

Alsjeblieft! Iets kleins van mij. 

Voor jou voelt het groot en dat maakt me blij! 

 

2. Wat kijk je toch sip? 

Heb je ’n nare dag? 

Ik geef je een hug 

en ik zie een lach. 

Alsjeblieft! Iets kleins van mij. 

Voor jou voelt het groot en dat maakt me blij! 

 

3. Mijn papa is stil. 

Hij heeft verdriet. 

Ik geef hem een steen 

en dan huilt hij niet. 

Alsjeblieft! Iets kleins van mij. 

Voor jou voelt het groot en dat maakt me blij!

 

 

 

 

2. Gesprek

Houd een gesorek over hoe je met iets kleins een ander blij kunt maken. Maak gebruik van het volgende versje:

 

Iets kleins van mij 

1 Mijn oma is ziek.

Haar hoofd doet zeer. 

Ik geef haar een kaart 

en nu lacht ze weer. 

Alsjeblieft! Iets kleins van mij. 

Voor jou voelt het groot en dat maakt me blij! 

 

2. Wat kijk je toch sip? 

Heb je ’n nare dag? 

Ik geef je een hug 

en ik zie een lach. 

Alsjeblieft! Iets kleins van mij. 

Voor jou voelt het groot en dat maakt me blij! 

 

3. Mijn papa is stil. 

Hij heeft verdriet. 

Ik geef hem een steen 

en dan huilt hij niet. 

Alsjeblieft! Iets kleins van mij. 

Voor jou voelt het groot en dat maakt me blij!

 

 

 

 

3. Samenwerken

Kinderen bedenken in kleine groepjes acties waarmee ze anderen blij kunnen maken.

3. Samenwerken

Kinderen bedenken in kleine groepjes acties waarmee ze anderen blij kunnen maken.

4. Verbeelding

Kinderen tekenen op een groot vel papier welke acties ze als groep willen gaan doen om anderen blij te maken.

4. Verbeelding

Kinderen tekenen op een groot vel papier welke acties ze als groep willen gaan doen om anderen blij te maken.

5. Actie

Uitvoering van de bedachte acties.

5. Actie

Uitvoering van de bedachte acties.

6. Presenteren

Kinderen presenteren hun acties.

6. Presenteren

Kinderen presenteren hun acties.

7. Reflecteren

Kinderen kijken terug op de acties en verrtellen welke ze het leukst vonden, welke het moeilijkst, welke het meest effect.

7. Reflecteren

Kinderen kijken terug op de acties en verrtellen welke ze het leukst vonden, welke het moeilijkst, welke het meest effect.